Aanleggen op de motor

Basisprincipe

Het basisprincipe van aanleggen is zo eenvoudig, dat veel mensen het over het hoofd zien. Het luidt als volgt: het schip zodanig bij de kant manouvreren, dat mensen de lijnen vast kunnen leggen. Dit betekent dus dat de boot best onder een gekke hoek bij de kant mag liggen, of vijf meter te ver naar voren. Waar het om gaat, is dat je bemanningsleden veilig en gemakkelijk de lijnen vast kunnen leggen. Je hebt er niets aan als de boot netjes langs de kant ligt, een eitje kan er tussen, maar je mensen kunnen niet bij de bolders! In veel (Duitse) waddenhavens betekent dit bijvoorbeeld dat je de boeg van het schip bij een trappetje moet sturen, zodat twee mensen met de voor- en achterlandvast op de kant kunnen klimmen. In een sluis betekent dit dat je met lage snelheid vlak langs díe bolders stuurt waar je de landvasten wilt hebben.

Denkstappen

De aanleg kan in een aantal denkstappen worden onderverdeeld.

  • Beoordelen situatie:
    • Waar wil/kan/moet ik liggen?
    • Tegen welke andere boten/palen/harde dingen moet ik vooral niet aanvaren?
    • Waar duwen wind en stroom mij heen?
    • Wat zijn mijn alternatieven?
    • Waar kunnen de landvasten op belegd worden?
  • Hierna kun je een plan gaan maken:
    • Hoe kunnen mijn mensen op die plek veilig en gemakkelijk de lijnen op de wal brengen?
    • Wat is de ideale uitgangspositie voor deze manouvre?
    • Hoe kom ik op die uitgangspositie?
    • Wat doe ik als het niet lukt? Waar kan ik dan heen? Hoe kom ik hier weer weg als blijkt dat we daar toch niet kunnen liggen?

Voorbereiding:

  • Bandje vast aan pen op aanvaringsklamp
  • Bandje vast aan voorste fokkeklamp (tjek of het op de goede hoogte hangt!)
  • Iemand met stootwil klaar waar de boot als eerste de kade raakt (voordek/achterdek), ook wel mobiel rubber.
  • Iemand klaar met voorlandvast, om bolder, klaar om op de wal te klimmen, om te gooien of om met pikhaak vast te leggen.
  • Iemand klaar met achterlandvast, op korvijnagel, naar gelang de situatie op voordek of achterop met pikhaak.
  • Bij lastige aanleg of moeilijk zicht, iemand op dek om de kortste(!) afstand naar de kant/boot voor je te schatten; bedenk dat mensen afstanden groter dan 2 meter niet goed kunnen schatten, zo is vijf meter voor de een drie en zeven voor de ander. Een truuk is om die persoon eerst een afstand te laten schatten die je ook zelf kunt overzien, zodat je een beetje kunt 'calibreren'.
  • Bedenk welke landvast het belangrijkste is ivm wind en stroom, en dus eerst vast moet, leg dit ook uit aan de bemanning. Op een vol voordek met 2 landvast-mensjes en een boei-mens en een meters-mens, weet anders niemand hoe de prioriteiten liggen.

Tips:

  • Als het koud is, leg je aan met de kop in de wind, is het warm kun je ervoor kiezen met de kont in de wind te gaan liggen.
  • Aanleggen over stuurboord heeft voorkeur ivm schroefeffect en kluiverpaal/aanverwante rotzooi aan bakboord.
  • Vaar bij een bakboordse aanleg liefst langzaam evenwijdig langs de kant.
  • Aanleggen op lagerwal is soms makkelijker dan op hogerwal, hou hier vooral in sluizen rekening mee, hoewel er door 'weerkaatsing' van de wind tegen de hoge rechte muren de hoge en lage wal omgekeerd kunnen zijn.
  • Je kan de boot als je vast ligt met alleen een lange achterlandvast door het geven van gas en roer tegen de kant drukken, dit werkt ook aan hogerwal. Vereist wel aanloopruimte, werkt goed in sluis. Ook met voorlandvast.
  • Aanleggen en afvaren met behulp van springen en landvasten is ook goed uitgelegd in de meeste boeken voor het klein vaarbewijs, in het geval van Trui zijn er kleine variaties.

Een aantal standaard aanlegmethodes:

  • Driften met kop in de wind: Deze aanleg werkt alleen bij een langswal. Leg Trui parallel aan de wal met de kop exact in de wind, laat de kop iets volvallen richting de wal en geef dan een dot gas en wat roer om de kont achter de kop te krijgen. Hiermee lig je weer precies in de wind. Dit truucje herhalen tot je subtiel tegen de kant komt. Dit is waarschijnlijk de makkelijkste aanleg, die je ook heel gecontroleerd kan uitvoeren.
  • Lagerwalaanleg parallel: bovenwinds liggen, laten zakken. Let op: kop gaat harder dan kont, dus liefst niet helemaal parallel, maar kop iets meer in de wind om tegelijk aan te komen. Veel rubber, vooral op kop.
  • Lagerwalaanleg kop: Deze aanleg is handig als er echt veel wind staat of je aanlegplaats aan lagerwal erg krap is. De hele aanleg is namelijk een veilige situatie met de kont in de wind. Gewoon met de kont in de wind op de lagerwal afvaren en zachtjes tegen de wal laten komen. Vervolgens met een klein klapje gas zorgen dat de kont over de goede kant tegen de wal aankomt. Wel over goede kant laten volvallen en flink wat rubber tussen kop en schip en daarna tussen kont en schip houden. Bedenk dat je door remmen waarschijnlijk verder naar stuurboord (met Trui) uitkomt dan je dacht.

Standaard aanlegmethodes met behulp van lijnen:

  • Aanleg in voorspring: wordt bij veel platbodems gedaan, kan niet op Trui, want Trui is te rond.
  • Aanleg met achterlandvast: Werkt goed, vooral over SB, want dan heb je het schroefeffect mee. Over BB kan ook prima. De meest gebruikte methode is als volgt: Achterlijn (aan korvijnagel) op pikhaak leggen en persoon met pikhaak op het voordek. De achterlijn gaat dan als eerste om pen/bolder op de wal, de persoon met de achterlijn legt de pikhaak neer en neemt de achterlijn mee naar achter. Op het moment dat je langszij je bestemming bent, laat je de achterlijn op spanning komen en geef je gas achteruit om het af te remmen. Hierdoor komt het schip naar de wal toe en kan de persoon met de voorlandvast deze om de bolder leggen. Een andere methode is om met de kont van het schip naar de wal te varen, en dan vanaf het achterschip een lijn op de wal te leggen. Dit voorkomt de lange lijn met pikhaak op het voordek. De achterlandvast kort houden, en vervolgens gas vooruit geven. Als het goed is komt je langszij de wal te liggen, tenzij het echt heel erg hogerwal is en veel te hard waait.
  • Aanleg in sluis: De aanleg in een sluis is een variatie op de aanleg met achterlandvast en pikhaak. Plan B bij aanleg in een sluis is de voorlandvast eerst vastleggen, en vervolgens gas achteruit geven. Let op bij overgang van zoet naar zout water, in dat geval staat er een stroming door de sluis (ook als de deuren dicht zijn) van de zoete kant van de sluis naar de zoute kant. Dat betekent dat je bij stroom op de kont vooral moet zorgen dat de achterlandvast eerst vast zit, en dat je niet met teveel snelheid langs de kant gaat. Bij stroom op de kop kan je er voor kiezen om eerst de voorlandvast vast maken, en pas daarna de achterlandvast, of om eerst de achterlandvast om de bolder te leggen, maar niet op spanning, dan de voorlandvast te doen, en pas daarna de achterlandvast op spanning te brengen. Tip: bij het wegvaren uit de sluis kan het handig zijn om een rukje te geven aan de achterlandvast voordat je hem losgooit. Hierdoor komt de kont bij de wal te liggen en de kop iets van de wal. Dat maakt het wegvaren makkelijker.
  • Aanleg met vissermansspring: De vissermansspring is een soort voorspring, maar dan vanaf de kop van de zwaardbolder naar achter in plaats van vanaf de voorbolder. Met de vissermansspring kan je wel aanleggen, in tegenstelling tot met de voorspring. Leg een lijn vanaf een fokkeklamp (zwaardklamp kan ook) om de zwaardbolder heen, en dan naar achter als een soort voorspring. De zwaardklamp werkt dan als een soort middenbolder. Let er wel op dat de lijn niet van de zwaardbolder glipt, dan heb je een probleem. (en denk dus alvast na over je plan B in zo'n geval).
  • Aanleg met voorlandvast: werkt goed bij langswal of hogerwal met niet te veel wind. Werkt alleen bij SB aanleg. Vaar met de kop naar de wal. Leg vervolgens een landvast van voorbolder naar punt op wal. Achteruit geven, door schroefeffect komt de kont naar wal. Vervolgens achterlandvast vastknopen.
  • Winkelwagentjesaanleg: Dit is een aanleg die vaak geoefend moet worden. Over SB een stuk makkelijker dan over BB, want dan heb je het schroefeffect mee. Aanvaren op wal met een hoek van ongeveer 45 graden. Zorg dat je een aardige snelheid hebt richting de wal. De boeg moet ongeveer wijzen naar het punt waar straks het midden van de boot uit moet komen. Daarna gas vooruit geven en een roerpomp om de boot te draaien. Als het goed is ga je nu nog steeds richting de wal, en is alleen de boot gedraaid. Daarna gas achteruit geven (in geval van schroefeffect mee) om boot verder te draaien. Je komt nu als het goed is ongeveer zijwaarts varend aan bij de wal, met kop en kont ongeveer tegelijkertijd bij de wal. Vaak is de kop iets eerder. Afhankelijk van de windkracht en -richting moet je de aanvaarrichting en snelheid aanpassen om op de goede plek uit te komen met precies genoeg snelheid.
  • Aanleg in het Markerhaventje: Deze aanleg is eigenlijk een variatie op de winkelwagentjesaanleg, maar omdat hij zo vaak wordt gedaan is het de moeite waard om het apart uit te leggen. Omdat het haventje goed afgeschermd is door bebouwing en de dijk heb je meestal maar weinig last van de wind. Doordat je met de kop tegen de kant komt te liggen moet je je voorwaartse snelheid goed controleren. Als je bij het aanvaren goed stuurboord houdt kun je in principe gewoon vooruit inparkeren waarbij je er rekening mee moet houden dat je enigszins 'de bocht uitvliegt'. Dit kun je tevens gebruiken om de wind te compenseren. (komt de wind van de andere kant, dan moet je natuurlijk juist meer ruimte houden). Wanneer je te ver naar bakboord begint en/of de draai niet hard genoeg inzet eindig je meestal met je voorsteven bij die van het schip waarop je probeert aan te leggen. Zodra je de kop tegen de kade hebt kun je met stationair gas vooruit de kont bijsturen terwijl de kop op zijn plaats tegen de kant blijft. Dit werkt tot ongeveer 20 graden van haaks, daarna gaat de kop schuiven.

< Wachten voor brug of sluis | ^ | Afvaart op motor >

Recent Changes | Edit Bar | Edit Page | History | Security
Powered by PmWiki