Tijdens harde wind kan je beter aan de wind varen om te strijken, anders krijg je het zeil niet binnen. Echter, dit kan niet altijd. Vandaar:
Soms moet je het grootzeil strijken terwijl je voor de wind vaart. Je hebt dan het risico dat bij het binnenhalen van de giek je een klapgijp krijgt (= grote ergernis wegens doden&gewonden), en bij harde wind kost het erg veel kracht om de giek binnen te krijgen. Een goede methode is om een extra man aan de dirk te zetten. Deze persoon houdt de dirk onder spanning, terwijl het grootzeil een paar meter gestreken wordt. Het zeil wordt dan een grote zak die naar voren waait, en dus nooit kan gaan gijpen. Bovendien vermindert het windvangend oppervlak. De giek kan nu binnengehaald worden, de man aan de dirk laat hem netjes zakken tot de giek op het achterdek ligt. Hierna kun je het grootzeil verder strijken. Deze methode werkt het beste als de dirk aan loefzijde van de gaffel zit, zodat de gaffel vrij naar voren kan draaien. Is dit niet het geval, kun je overwegen eerst te gijpen.
De fok strijken doen we bij voorkeur voor de wind in de luwte van het grootzeil, of aan de wind/bijna in de wind. Dan kan de fok in een keer worden gestreken, dwz val in heksenpruik op het dek, val van de klamp afhalen en los! Als achter dan iemand de schoot naar binnentrekt valt de fok netjes op dek. Pas ook op dat de fok niet op de val kan vallen, dan blijft hij hangen. Dit gebeurt soms ook met harde wind, zorg dat je de neerhaler onder controle hebt om hiermee de fok naar beneden te trekken. In veel situaties helpt het om iemand op het dek aan het buiketouw te laten trekken.
< Zeilen hijsen | ^ | Zeiltrim >