Zeeziekte: Let op mensen die zeeziek worden, probeer ze (droog) brood te laten eten en naar de horizon te laten kijken. Vaak helpt het om zeezieke mensen even aan het roer te zetten. In de EHBO doos zitten ook zeeziektepillen, maar hou er rekening mee dat het even duurt voordat ze werken en dat mensen er vaak slaperig van worden.
Als het misgaat, zet er iemand naast om ze te verzorgen en om te zorgen dat ze niet overboord vallen tijdens het kotsen.
Als schipper (en maat) is het jouw taak om angstige mensen te helpen. Dit is ook in je eigen belang: straks heb je die mensen weer nodig om bijvoorbeeld de zeilen te strijken. Straal zelf rust uit, en probeer bange mensen gerust te stellen door met ze te praten. Neem hun angst wel serieus. Probeer de sfeer er in te houden met grappen, leuke verhalen of door lollige liedjes te zingen.
Mensen mogen nooit overboord vallen. Let altijd op of iemand niet toevallig op het boord zit e.d.
Mensen mogen niet naar het voordek. Zeg dit van tevoren. Als het echt moet, laat de persoon dan kruipen. Zhij moet dan een reddingsvest dragen, en gebruik maken van een lifeline (te vinden in de voorste bakskist aan SB) Het doel van de lifeline is voorkomen dat de persoon overboord slaat. Bedenk dat als iemand aan een lijn achter de boot gesleurd wordt met flinke snelheid en hoge golven, hij verdronken is voor je hem aan boord gesleurd hebt. Dit betekent dat lifelines altijd kort gehouden moeten worden. In sommige situaties kan dat door een lijn kort vast te binden met een betrouwbare knoop. Als iemand het voordek op gaat met een lifeline, laat een tweede persoon deze lijn borgen om een klamp. De persoon die de lijn borgt, houdt deze zo kort mogelijk zonder degene op het voordek te hinderen. De mensen moeten dus goed met elkaar communiceren. Degene die op het voordek zit, doet er meestal goed aan om een tweede lifeline te maken van het lijntje waarmee de fok opgeknoopt wordt. Deze tweede lijn zit vast zolang zhij op het voordek aan het werk is.
Geen dingen die kunnen schuiven aan dek of in het vooronder, de pikhaken en bomen opgeruimd, vrije doorgangen langs de bun, geen bossen lijn waar je over kan uitglijden, etenswaren, verrekijker en dergelijke in een autoband op de bun. Zorg dat er geen glas, gereedschap of dure spullen door het vooronder kunnen gaan vliegen. Vertel mensen dat het binnen nat kan worden, en dat ze hun spullen in een tas/vuilniszak moeten doen.
Ook is het nuttig om tijdig te hozen, zodat de inhoud van de bakskisten niet nat wordt. Probeer zelf het goede voorbeeld te geven door te beginnen met hozen, en na een keer of 25 de puts door te geven aan de volgende. Hozen gaat veel effectiever als je over stuurboord zeilt.
Trek bij hoge golfslag de roerganger een reddingsvest aan. Heb daarnaast een reddingsvest klaar liggen bij het achterdek. Bij echt zwaar weer eventueel bemanning reddingsvesten aan laten doen (Benadruk dat ze met een reddingsvest aan ook niet overboord mogen vallen).
Let op de tuigage, zitten er rakbandjes of leuvers los, schiet de val niet los door het klapperen?
Let extra goed op klapperende schoten en dergelijke. Leg mensen ook uit hoe ze hun taak veilig kunnen uitvoeren.
Met zwaar weer heb je door de meestal hogere vaarsnelheid of omdat er sneller onverwachte dingen kunnen gebeuren, vaak minder tijd om op de kaart te kijken en beslissingen te nemen. Zorg dus dat je in je hoofd een goed beeld hebt van je positie, de te varen route en problemen die je tegen gaat komen. Gebruik bijvoorbeeld ook het korte rustmoment na een overstag om kaart te lezen en beslissingen (alvast) te nemen.